Als docent sta je vaak voor een klas met leerlingen die allemaal verschillende behoeften hebben. De ene leerling snapt de stof direct, terwijl de ander wat extra tijd nodig heeft. Als docent wil je ervoor zorgen dat iedereen de kans krijgt om te leren en zich verder te ontwikkelen. Dat is waar differentiatie om de hoek komt kijken. Maar hoe zorg je ervoor dat dit op de juiste manier gebeurt? En hoe weet je of je het goed aanpakt? In deze blog duiken we in wat differentiatie precies inhoudt, waarom het zo belangrijk is, en waar inspecteurs op letten om te zien of het goed werkt in de klas. We gaan kijken hoe je je onderwijs kunt afstemmen, zodat iedere leerling het beste uit zichzelf haalt.
In het kort
- Elke klas is anders, dus je lessen moeten dat ook zijn. Differentiëren betekent: zorgen dat iedereen kan meedoen, op zijn of haar eigen niveau.
- De inspectie kijkt goed of je echt afstemt op wat je leerlingen nodig hebben – dus niet alleen op wie het moeilijk heeft, maar ook op wie meer uitdaging aankan.
- Een duidelijke opbouw helpt, net als het EDI-model. Daarmee weten alle leerlingen waar ze aan toe zijn, en kun jij goed bijsturen.
- Pas op voor valkuilen, zoals leerlingen in hokjes stoppen na een toets, of te veel vrijheid geven zonder sturing.
- Alles begint bij rust en structuur. Als je klassenmanagement op orde is, kun je pas echt goed gaan differentiëren.
Wat is differentiëren en waarom is het belangrijk?
Differentiatie gaat over het aanpassen van je les aan de verschillende behoeften van je leerlingen. Je hebt misschien leerlingen die alles snel begrijpen en anderen die wat meer uitleg nodig hebben. Het doel is dat iedereen op zijn of haar niveau kan leren en zich verder kan ontwikkelen. In het onderwijs is het belangrijk om voortdurend te checken of je leerlingen de lesstof begrijpen. Als dat niet het geval is, moet je je les daarop aanpassen. Dit geldt zowel voor leerlingen die meer hulp nodig hebben, als voor degenen die extra uitdaging kunnen gebruiken. Het idee is dus dat niemand achterblijft, maar iedereen de kans krijgt om te groeien.
Differentiëren en afstemmen op verschillen
Hoewel we in het onderwijs vaak spreken over differentiëren, haalt de onderwijsinspectie tegenwoordig een andere term aan: afstemming. De inspectie omschrijft dit als volgt:
“Docenten stemmen daarbij de instructie, de verwerking en het tempo van hun onderwijs af op de onderwijsbehoeften van individuele en groepen leerlingen. De afstemming is zowel op ondersteuning als op uitdaging gericht, afhankelijk van de pedagogische en didactische behoeften van leerlingen.”
De wet stelt dat onderwijs zodanig moet worden ingericht dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Dit vereist dat leraren continu letten op de voortgang van hun leerlingen en de instructie waar nodig aanpassen. De inspectie vindt dit zo belangrijk dat het specifiek is opgenomen in OP3: pedagogisch-didactisch handelen. Het is dus essentieel om hier in je lessen extra aandacht aan te schenken!
Hoe wordt differentiëren in de klas beoordeeld?
Inspecteurs kijken tijdens lesbezoeken naar verschillende indicatoren die laten zien of differentiatie effectief wordt toegepast. Ze letten op hoe goed het onderwijs wordt afgestemd op de behoeften van de leerlingen en of alle leerlingen de kans krijgen om te leren. Deze afstemming kan op verschillende manieren worden ingevuld. De inspectie kijkt daarom vooral naar het resultaat: profiteren alle leerlingen van de les? In de praktijk kan dit er zo uitzien:
- De lesopbouw: Differentiatie is zichtbaar in de structuur van de les. Een gestructureerde lesopbouw helpt de docentom alle leerlingen actief te betrekken. Hierbij kunnen concrete materialen, visuele hulpmiddelen en afwisselende werkvormen een belangrijke rol spelen.
- Betrokkenheid van alle leerlingen: Doen alle leerlingen actief mee in de les? Als een deel van de leerlingen zich verveelt (omdat de les te makkelijk is) of juist afhaakt (omdat de les te moeilijk is), is er waarschijnlijk sprake van onvoldoende differentiatie.
- Helder afstemmen van instructie: Differentiatie vereist dat de docent in staat is de instructie af te stemmen op de leerbehoeften van de leerlingen. Dit gebeurt door gerichte vragen en opdrachten te stellen om het begrip van de leerlingen te toetsen.
- Heldere lesdoelen: Ook is het belangrijk om helder te zijn over de lesdoelen. Wanneer een docent van tevoren duidelijk heeft wat de leerlingen moeten weten en kunnen aan het einde van de les, kan hij of zij gerichter differentiëren. Aan het eind van de les is het belangrijk om te checken of iedereen het doel heeft bereikt. Dit laat zien of de differentiatie gewerkt heeft. Als de meeste leerlingen de stof begrijpen, weet je dat je goed bezig bent.
- Inzage in de voortgang van leerlingen: Inspecteurs krijgen ook inzicht in de voortgang van de leerlingen door het bekijken van hun resultaten en vorderingen. Als leerlingen hun achterstanden inlopen of hun voorsprong behouden, kan dit wijzen op effectief maatwerk en goede differentiatie.
- Willekeurige beurten geven: Als je altijd dezelfde leerlingen aan het woord laat (bijvoorbeeld alleen wie hun vinger opsteken), hoor je vooral de leerlingen die al zeker zijn van hun zaak. De rest blijft buiten beeld. Maar als je willekeurig beurten geeft – bijvoorbeeld met beurtstokjes– krijg je een beter beeld van wat álle leerlingen weten en kunnen, zodat je de les daarop kunt afstemmen.
Inspecteurs kijken mee met de les en praten daarnaast vaak met zowel de docent als de leerlingen om te begrijpen of de les echt goed afgestemd is. Weten de leerlingen wat ze moeten doen? En is de docent zich bewust van de verschillende niveaus in de klas?
Effectief afstemmen op verschillen in de klas
Hoe kun je het beste afstemmen op verschillen in de klas? Veel scholen hebben baat bij de inzet van (expliciete) directe instructie. Bij expliciete directe instructie, oftewel het EDI model, hebben alle leerlingen profijt van de les. Dit geldt voornamelijk voor leerlingen met achterstanden.
Aan de hand van het EDI model begint de docent met een duidelijke uitleg van het onderwerp, waarbij de instructie eenvoudig en gestructureerd wordt gepresenteerd. Dit zorgt ervoor dat leerlingen op hetzelfde startpunt beginnen, wat essentieel is voor differentiatie. Aan de hand van controle van begrip vragen controleert de docent of de leerlingen de uitleg begrepen hebben, zodat hij de instructie daarop kan afstemmen. Als een groot deel van de klas de uitleg niet begrijpt, kan de docent bijvoorbeeld de uitleg opnieuw geven. In de volgende fases van het EDI model krijgen leerlingen de kans om te oefenen. De docent kan dan extra uitleg of ondersteuning geven aan leerlingen die dat nodig hebben, terwijl de leerlingen die al goed begrijpen wat ze moeten doen, zelfstandig verder kunnen werken. Zo kunnen ze in hun eigen tempo vooruit.
Soms wordt er gedacht dat differentiatie betekent dat elke leerling zijn eigen leerpad volgt, maar dat is niet per se waar. Differentiatie gaat erom dat je de les zo aanpast dat iedereen het lesdoel kan behalen. Maar dat betekent niet dat alle leerlingen apart van elkaar werken. Je kunt ook verschillende leerlingen van elkaar laten leren, wat ook een vorm van differentiatie kan zijn. Bijvoorbeeld door leerlingen in gemixte groepen te laten werken. Zo kunnen ze van elkaar leren. Op die manier profiteert iedereen van verschillende perspectieven en komt iedereen toch dichter bij het lesdoel. Differentiatie gaat dus niet alleen over individuele begeleiding, maar ook over hoe je de klas dynamisch maakt en indeelt op groepen.
In onze blog Differentiëren (in de klas) kun je leren! deelt trainer Marc Meerman meer praktische tips om toe te passen in je les.
Hoge verwachtingen voor alle leerlingen
Als je differentieert, is het verleidelijk om vooral te focussen op wat leerlingen nog niet kunnen. Maar juist dan is het belangrijk om hoge verwachtingen te houden voor alle leerlingen – ook (en misschien juist) voor degenen die extra hulp nodig hebben.
Differentiatie betekent namelijk niet dat je genoegen neemt met minder, maar dat je kijkt wat elke leerling nodig heeft om het leerdoel wél te halen. Als je gelooft dat iedereen kan groeien, dan ga je ook automatisch op zoek naar manieren om die groei mogelijk te maken.
Het belang van reflectie en feedback
Differentiëren is niet alleen een taak van de docent, maar ook van de leerling. Het is belangrijk dat leerlingen regelmatig reflecteren op hun eigen leerproces en feedback krijgen op hun voortgang. Dit helpt hen niet alleen om te begrijpen waar ze staan, maar ook om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leren. Als leerlingen reflecteren op hun eigen werk, leren ze wat ze beter kunnen doen en wat ze al goed begrijpen. Dit maakt ze meer betrokken bij hun leerproces, en helpt ze om beter te begrijpen wat ze nodig hebben om vooruit te komen. Zo werken ze samen met jou om hun doelen te bereiken. Aan het begin van hun schoolcarrière kunnen leerlingen dit vaak nog niet goed zelf. Ze hebben tijd nodig om te leren hoe ze moeten reflecteren en begrijpen wat ze nog moeten verbeteren. Als docent is het jouw taak om ze hierbij te helpen en ze stap voor stap te begeleiden in dit proces. Hoe meer ze dit leren, hoe meer ze zelf kunnen nadenken over hun leerproces, wat hen uiteindelijk helpt om zelfstandig te groeien.
Klassenmanagement komt eerst
Goed differentiëren lukt alleen als je het klassenmanagement op orde hebt. Als de rust ontbreekt, of als leerlingen niet goed weten wat er van ze verwacht wordt, wordt het lastig om verschillende dingen naast elkaar te laten gebeuren. Bijvoorbeeld: als een deel van de klas zelfstandig aan het werk is, terwijl jij instructie geeft aan een kleinere groep, dan moet je erop kunnen vertrouwen dat die andere leerlingen zelfstandig doorwerken. Dat vraagt om heldere routines, duidelijke afspraken en consequent gedrag van de leraar. In de piramide van excellentie – een model dat laat zien welke basisvoorwaarden nodig zijn voor goed lesgeven – staat klassenmanagement helemaal onderaan. Dat is niet voor niks. Het is de fundering waarop alles rust. Pas als je rust, structuur en duidelijkheid in de klas hebt, kun je echt aan de slag met dingen als zelfregulatie, feedback en differentiatie.
Daarnaast helpt het om structuur aan te brengen in je lessen. Denk aan vaste werkvormen, duidelijke tijdsindicaties en visuele ondersteuning op het bord. Hoe voorspelbaarder de les, hoe makkelijker het is om verschillende instructieniveaus of opdrachten naast elkaar te laten bestaan.
Wat er mis kan gaan met differentiëren
Differentiatie klinkt mooi – en dat is het ook – maar in de praktijk kan het lastig zijn. Soms doe je juist dingen waarvan je denkt dat ze helpen, maar die leerlingen eigenlijk tegenwerken. Hieronder een aantal valkuilen die we regelmatig tegenkomen in de klas.
Vaste niveaugroepen na een toets
Stel, je hebt een toets afgenomen en op basis daarvan deel je de klas op in groepen: sterk, gemiddeld, zwakker. Klinkt als een strak plan. Maar het probleem is dat die toets een momentopname is. Misschien had iemand net een slechte dag, of is intussen al flink gegroeid. Als je dan vaste groepen maakt en daar niet meer naar omkijkt, loop je het risico dat je leerlingen dingen ontzegt waar ze wel klaar voor zijn. Ze krijgen dan niet de kansen die ze op dat moment nodig hebben om verder te komen.
Het Pygmalion-effect
Als je leerlingen in bepaalde niveaugroepen stopt, gaan ze zich daar vaak ook naar gedragen. “Oh, ik zit in de lagere groep, dus ik ben niet zo goed.” Dat idee werkt door in hoe gemotiveerd ze zijn en hoeveel moeite ze doen. Leerlingen gaan zichzelf onderschatten. Niet omdat ze het niet kunnen, maar omdat ze denken dat het toch geen zin heeft. Ook jij als docent kan (onbewust) verkeerde oordelen over leerlingen hebben die de resultaten van leerlingen negatief beïnvloeden.
Differentiëren op basis van leerstijlen
Je hoort het nog best vaak: “Deze leerling is visueel ingesteld” of “Hij leert het beste door te doen.” Klinkt aardig, maar er is eigenlijk weinig bewijs dat het écht helpt. Het kost veel tijd om al die leerstijlen uit te zoeken, en uiteindelijk levert het meestal niet op wat je hoopt. Wat wél werkt? Goede uitleg, herhaling, en actief bezig zijn met de stof – voor iedereen.
Keuzevrijheid zonder diepgang
Soms mogen leerlingen zelf kiezen hoe ze laten zien wat ze geleerd hebben: een PowerPoint, een rap, een poster… Leuk en creatief, maar af en toe gaat dat ten koste van de inhoud. Je wil dat ze laten zien wat ze geleerd hebben, niet alleen hoe ze dat presenteren. Als de vorm belangrijker wordt dan de inhoud, heb je het doel een beetje gemist. Schep dus altijd duidelijke kaders.
Alleen afstemmen op leerlingen die moeite hebben
Veel docenten richten hun les vooral op leerlingen die moeite hebben met de stof. Logisch, want je wilt graag helpen en niemand laten achterlopen. Maar daardoor krijgen snelle leerlingen soms te weinig aandacht. Ze vervelen zich, en krijgen niet de extra uitdaging die ze nodig hebben om zich verder te ontwikkelen.
Moeite met kiezen
Leerlingen weten zelf niet goed wat bij hen past, vooral als ze net ergens mee beginnen. Geef je ze te veel vrijheid, dan kiezen ze vaak voor wat makkelijk of vertrouwd voelt. Maar juist daar leren ze niet per se het meeste van. Soms hebben leerlingen dus wat sturing en nodig, en moet je juiste vragen stellen zodat ze echt stappen maken.
Vind je differentiëren nog lastig?
Als je merkt dat differentiëren in de praktijk toch steeds lastig blijft, kijk dan eerst even goed naar je klassenmanagement. Heb je rust en structuur in de klas? Weten leerlingen wat ze moeten doen – en wanneer? Heb je duidelijke routines en verwachtingen? Want als die basis niet stevig staat, wordt het bijna onmogelijk om effectief te differentiëren. En bedenk: je hoeft het niet allemaal alleen te doen. Vraag een collega om eens mee te kijken. Vraag om tips, of om feedback op je lesopbouw. Misschien zien zij dingen die jij zelf over het hoofd ziet. En ook leerlingen kunnen je verrassend veel vertellen. Hoe ervaren zij jouw les? Wat helpt hen, en wat juist niet? Hebben ze voldoende ondersteuning gehad en waren ze voldoende uitgedaagd?
Bovendien: hoge verwachtingen gelden niet alleen voor je leerlingen, maar ook voor jezelf. Differentiëren is niet niet altijd makkelijk. Maar geef jezelf ook de ruimte om te leren en te groeien. Verwacht van jezelf dat je blijft zoeken naar wat werkt, dat je durft te experimenteren én dat je om hulp durft te vragen.
Durf keuzes te maken
Differentiatie hoeft niet ingewikkeld te zijn, maar het vraagt wel dat je goed blijft kijken naar je leerlingen. Wat hebben ze nú nodig om verder te komen? Dat is eigenlijk de kern. Niet vasthouden aan oude toetsresultaten of leerlingen vastzetten in hokjes, maar flexibel blijven. Durf keuzes te maken, en durf die keuzes ook bij te stellen als het niet werkt.
Soms hebben leerlingen juist houvast nodig. Differentiatie is niet hetzelfde als “iedereen doet maar wat anders”. Het gaat erom dat je iedereen op zijn of haar manier helpt om bij hetzelfde doel te komen. Het liefst met genoeg uitdaging, duidelijke verwachtingen, en de ruimte om te groeien.
Bronnen:
Hollingsworth, J., & Ybarra, S. (2023). Expliciete Directe Instructie 2.0 (EDI): Tips en technieken voor een goede les. Pica.
Kennisrotonde: publicatie differentiatie.
DifferentIëren in de les
Wil jij weten hoe je differentiatie effectief toepast in je lessen? Bekijk dan onze training Differentiëren in de les